Vóór 1971 waren scharen en punten uit één stuk het alternatief dat voor ploegen beschikbaar was. Boeren moesten de hele schaar vervangen wanneer de punt van de schaar versleten was. In 1971 bracht de Kverneland fabriek twee nieuwe producten op de markt: de losse ploegschaar en de omkeerbare ploegpunt.
Dankzij deze innovatie konden gebruikers beide kanten van de punt afslijten, zodat de schaar zijn eigen levensduur kreeg. Het was een baanbrekend en kostenbesparend concept.
Sterkere en snellere trekkers : nieuwe uitdaging
Tegen het einde van de jaren '60 werden steeds sterkere en snellere tractoren gebruikt en dit gaf meer druk op de punt en de schaar. Het gevolg was dat de ploegschaar moest worden gemoderniseerd om onder de nieuwe omstandigheden even goed te presteren. De oude ploegschaar voldeed niet meer aan de verwachtingen en zo begon de zoektocht naar verbetering. Er kwamen veel ideeën en prototypes op tafel, maar de taak leek onmogelijk.
Kverneland R&D team working on the first reversible point designs in 1970
R&D begon te zoeken naar verbeteringen. Vele ideeën en prototypes werden op tafel gelegd, maar de taak bleek zeer gecompliceerd.
Vele uren werden besteed om het geschikte product te vinden en veel verschillende oplossingen werden in het veld getest zonder veel succes: de schaar was te dik, de bodempenetratie en de stabiliteit waren slecht.
Gegolfde scharen en geribbelde randen werden ook getest, maar dit loste helemaal niets op. Sterker nog, de slijtage werd erger.
Toen...op een dag, kwam het idee. Olav Njå, directeur R&D, herinnerde zich het tweedelige deel dat gebruikt werd op de oude paardenploeg van Kverneland, genaamd Odin. Van daaruit is Kverneland begonnen met het uitwerken van het concept van een tweedelige schaar voor de tractorploeg". De Odin-ploeg had een gegoten deel met een punt van gesmeed staal. Het idee was om dit principe aan te passen aan een tractorploeg en te optimaliseren voor moderne productiemethoden. Tijdens het tekenproces ontwikkelde het idee zich om de punt ook omkeerbaar te maken. De toegevoegde functie van de omkeerbare punt zou klanten nog meer gebruik van de stalen punt kunnen bieden, waardoor ze veel waar voor hun geld krijgen.
Arnold Furre, het hoofd van het fabriekslaboratorium, zag grote mogelijkheden in het omkeerbare puntensysteem en trok veel middelen uit voor de ontwikkeling. Kverneland realiseerde zich al snel dat de nieuwe punt een uitstekende bodempenetratie had en de ploeg opmerkelijk stabiel in het veld maakte, een eigenschap die in hoge mate heeft bijgedragen aan het succes van het merk Kverneland.
Zone harding voor een nog langere levensduur.
Begin jaren '80 zocht de fabriek in Kverneland naar verdere verbeteringen van de ploegpunt. Tot dan toe had Kverneland de hele punt warmte behandeld, wat betekende dat de hardheid van het staal beperkt moest worden om niet rond de boutgaten te breken. Tijdens het opzetten van een nieuwe productielijn ontwikkelden de ingenieurs een nieuwe methode van warmtebehandeling, het zogenaamde zone harden, waardoor ze de hardheid aan de randen konden verhogen en het gebied rond de boutgaten zacht konden houden. Door het zone harden kon Kverneland de randen tot 57 Rockwell verhogen, wat geen enkele andere concurrent kon evenaren zonder dat de punten rond de boutgaten zouden breken.
1. Extreem harde slijt zones.
2. Gebied rond de boutgaten flexibeler om breuk te voorkomen.